Verslag
van presentatie “Voedselsouvereiniteit, ook iets voor
Haaglanden?
Georganiseerd
door de Haagse Mug op 20 maart 2011
(met
dank aan Jan Bervoets voor zijn aantekeningen !)
Introductie:
Flip
Vonk is medewerker van ASEED,
een organisatie die campagne voert tegen de strukturele oorzaken van
milieuvernietiging en sociale onrechtvaardigheid. Hij neemt ook deel
aan het Platform Andere Landbouw dat een alternatief systeem voor
landbouw en voedselvoorziening in Europa voorstaat, met kernbegrippen
als regionalisering, voedselsoevereiniteit, marktregulering en een
gezonde bodem. Meer daarover is te vinden in 'De
verklaring van Utrecht, landbouw 2013’.
Presentatie:
Er is discussie gaande over voedsel, met name over de verbanden tussen voedselproductie en milieu. Enerzijds is er kritiek op de monopolisering van de landbouw en de zadenmarkt, en op de massale teelt en import van soja voor de vleesproductie. Anderzijds is er de ontwikkeling van de biologische land- en tuinbouw, en wordt gezocht naar alternatieven voor de huidige vleesconsumptie. Over het hoe en waarom zijn allerlei vragen.
Waar het ASEED om gaat, is voedselsoevereiniteit. Voor dit begrip is geen vaste definitie, maar het draait om het recht van mensen op voedsel dat gezond en cultureel passend is, en dat ecologisch verantwoord is geproduceerd in een voedsel- en landbouwsysteem dat door de mensen zelf is vormgegeven. Daarbij wordt voorrang gegeven aan lokale (en nationale/regionale) markten en economieën. De strategie is ook gericht op verzet tegen de op winst gerichte voedselindustrie.
Een aspect van voedselsoevereiniteit is voedselzekerheid: het veiligstellen dat iedereeen te eten krijgt. Maar dat is niet hetzelfde als een voedselindustrie die helemaal afhankelijk is van export en massa-afzet. Het gaat er juist om dat de voedselproductie zoveel mogelijk plaatselijk of regionaal is en dat de lokale bevolking zelf kan beslissen wat en hoe er verbouwd wordt.
Landbouw
is de eerste levensbehoefte en een groot deel van de wereldbevolking,
met name in het 'Zuiden', is daarvan afhankelijk voor het
levensonderhoud. Er zijn een aantal bedreigingen zoals
klimaatverandering (gewassen elders telen), ‘peakoil’ (opraken
van olie: probleem voor machinale landbouw en bemesting), de algemene
problemen van de vrije markt en de toenemende macht van gote
ondernemingen. De consument wordt steeds meer opgelegd wat te
(willen) consumeren, en de gezinsboerenbedrijven worden steeds meer
in hun bestaan bedreigd door de toenemende greep op vruchtbaar land
voor massaproductie.
De rol van het bedrijfsleven:
De
industriële landbouw is kapitaalintensief qua investering; de
ondernemer moet veel plannen en grootschalig kunnen opereren. Grote
ondernemingen in Spanje, Frankrijk en voormalig Oost-Duitsland zijn
daarom ook zeer renderend. De bedrijfsvoering is afhankelijk van olie
en pesticiden. De landschaarste neemt toe, maar ook de schaarste aan
gezonde en vruchtbare grond/bodem (‘peaksoil’). Intensief
bewerkte grond verliest zijn humuslaag, die dan weg spoelt.
Belangrijk zijn de (bijna) monopolies van granen, soja en maďs. Drie multinationals (Monsanto, Syngenta en Dupont) bezitten samen de eigendomsrechten van 60-70% van alle zaden ter wereld; Cargill verhandelt en vervoert de gewassen over de hele wereld; en grote supermarktketens bepalen de distributie naar de consument. Er is niet deze horizontale machtsconcentratie is een probleem, maar ook de vertikale: zo levert een bedrijf als Monsanto niet alleen zaden, maar ook pesticiden en kunstmest die bij de teelt worden gebruikt.
De wereldhandelsorganisatie WTO en de Europese Unie leggen geen beperkingen op tegen deze praktijken. In tegendeel, ze moedigen het verkrijgen van eigendomsrechten op het gemeenschappelijk erfgoed juist aan en voorkomen dat er bij de handelsstromen wordt gekeken naar productiewijze en de problemen die dat oplevert. Het Europese landbouwbeleid is daarbij vooral gericht op positieverbetering van grote Europese ondernemingen. De Nederlandse belangen bij de EU en WTO zijn voornamelijk afgestemd op het bevorderen van de wereldwijde export (zuivel, groente, fruit) door grote bedrijven.
Wat
kunnen we doen met voedselsoevereiniteit:
In
1996 ontwikkelde Vía
Campesina het concept als alternatief voor neoliberaal beleid en werd
het voor het eerst openbaar bediscussieerd tijdens de World Food
Summit van de FAO. In 2007 werd in Mali door 500 vertegenwoordigers
van uiteenlopende organisaties en bewegingen uit ruim 80 landen de
'Verklaring van
Nyéléni' aangenomen. Er komt steeds meer steun voor de
uitgangspunten van voedselsoevereiniteit
in Europa, bijvoorbeeld vanuit de hoek van de 'transition
towns'. In
Nederland is er het Platform Andere Landbouw - opgezet door
boerenbonden en diverse andere organisaties.
Binnen de
beweging is discussie gaande: stelt men prioriteit aan politieke
actie of aan beweging van onderop? Men kan politiek inzetten met de
eis de Europese lidstaten een eigen landbouw- en voedsel-beleid
zouden moeten kunnen voeren om daarmee de discussie over autonomie
binnen de EU te brengen. Of men kan inzetten op concrete actie van
consumenten en producenten 'van onderop' die botst met de gangbare
neoliberale stroming van de 'vrije markt'. Beide stromingen hoeven
elkaar niet te bijten. Flip noemde een voorbeeld van actie van
onderop: de kleine Amerikaanse gemeente Sedgwick (Maine) heeft zich
'voedselsoeverein' verklaard en gaat daarmee in tegen de
voorschriften van de warenautoriteit in de VS. In de EU keren
producenten van traditionele producten zich tegen de EU-regels, zoals
het verbod om kaas uit ongepasteuriseerde melk te verkopen. De
initiatieven kunnen dus confronterend zijn.
Intussen keert de wal steeds meer het schip. Verschillende schandalen en rampen laten zien dat de huidige landbouw en voedselvoorziening geen oplossing is en dat het behoorlijk uit de hand loopt. Hij noemde de massale bijensterfte wegens gebruik van met pesticiden behandeld zaad: een bedreiging voor fruitteelt en tuinbouw.
Pleiten voor voedselsoevereiniteit is ook het pleiten voor het drastisch terugbrengen van in- en uitvoer van landbouwproducten en voedsel. En dat is in strijd met de EU-verdragen inzake het vrije verkeer van goederen. De export van gesubsidieerde bulkgoederen uit Europa naar het Zuiden zijn schadelijk voor hun economische ontwikkeling en de inkomens van de mensen daar. Alleen producten die niet op eigen grond groeien, zoals koffie en thee, kunnen we invoeren. Maar we moeten het Zuiden niet tot export dwingen, zij moeten eerst zichzelf kunnen voorzien.
Hoopgevende
ontwikkelingen
Er
is veel meer aandacht voor voedsel en landbouw gekomen via films,
mediaberichten en voorlichting.
De arbeids- en
milieuomstandigheden rond bepaalde producten (bijvoorbeeld soja en
gentechnologie) en de positie van gezinsboerenbedrijven wordt steeds
meer ter discussie gesteld. Er wordt ook gezocht naar alternatieven
en samengewerkt. Boerenorganisaties die uitspreken tegen het huidige
voedselsysteem, milieuorganisaties die zich keren tegen industriële
landbouw en anderen vinden elkaar in het Platform Andere Landbouw.
Er
ontstaan nieuwe initiatieven door consumenten, producenten of in
onderlinge samenwerking. Voorbeelden zijn voedselcoöperaties (en
Versvoko's), eigen moestuinen/balkonteelt, permacultuur,
stadslandbouw, verbanden van korte ketens, boerderijwinkels en
'boeren'-markten, pergola-constructies (CSA) en transition-towns.
Inventarisatie “wat gebeurt er in Den Haag?”
Flip
noemde de een paar activiteiten en intiatieven in Den Haag, zoals de
voedselcoöperatie,
de 'boeren'-markt, Gezonde Gronden en (een poging om) Transitions
Towns (op te zetten).
Vanuit de zaal werd het lijstje
aangevuld. In het verleden was er de 'Hooibel', een jaarlijkse dag
waarop burgers bij boeren in de regio gingen werken (voor wederzijds
begrip, informatieuitwisseling en inspiratie). Helaas is er niemand
meer die dat initiatief 'trekt'. Er zijn een paar vegetarische
restaurants (zoals Water&Brood en de Hagedis), een cateraar ('s
Peer) en een vegetarische slager die zoveel mogelijk regionaal
biologisch inkopen. Er is een ook kleine moestuingroep die mobiel
(dwz, in verplaatsbare grote kratten) groentes telen en daarbij
zoveel mogelijk proberen te recyclen.
Menno van de Gezonde Gronden gaf een uitgebreid relaas van het veelvoud aan activiteiten en initiatieven van deze groep. Weliswaar is het niet gelukt om een lokale Transition Towns van de grond te tillen, maar dat wordt tzt. weer opgepakt. Er is een winkel (informatieuitwisseling, ontmoeting), een eetbare tuin (Zuiderpark, permacultuur), en er zijn een aantal moestuinen in Escamp, Voorburg, Moerwijk, Schilderswijk. En allerlei plannen voor stadslandbouw en permacultuur. Er wordt met zoveel mogelijk groepen en instanties samengewerkt (zoals scholen, wijkorgannen, bewonersorganisaties, kerken, gemeente) en dat werpt zijn vruchten af. Langzamerhand groeit de steun voor hun aanpak en ontstaan er nieuwe initiatieven ondanks de veelal beperkende overheidsregels. Het uiteindelijk doel is een regionale groene economie, gezonde bodem en de bevordering van voedselsouvereiniteit.
Verder
werd vanuit de zaal de suggestie gedaan voor praktische tuinwerk voor
jonge scholieren (zodat ze zelf ervaren waar de groente en fruit
vandaan komen). Over het opzetten van korte ketens werd opgemerkt dat
er een gebrek is aan biologische tuinders en akkerbouwers in de regio
Haaglanden. Zo komen de groente en fruit op de 'boeren'-markt veelal
van verre. Voorgesteld werd om contacten te leggen met leveranciers
van een kleine veiling in Loosduinen.
Agenda:
17 april: Internationale dag van de boerenstrijd (Vía Campesina).
17-18 april: Actiedagen met de leuze “geen octrooirecht voor zaaigoedconcerns”
2-4
mei: Landbouwactiekamp: actie, workshops en discussies rond
gentech,
bio-industrie en alternatieven
voor industriële landbouw.
16-21
augustus: Nyéléni
Europa Forum
en kamp in Krems (Oostenrijk):
Opbouw van een Europese beweging
voor voedselsouvereiniteit
Discussie:
Een algemene conclusie is dat voedsel geen speculatie object van mag worden (zijn), maar dat voedsel zo dicht mogelijk bij de consument moet worden verbouwd. Dat is in onze verstedelijkte wereld echter een probleem. Daarbij weet de zoveelste generatie stadskinderen niet waar het voedsel vandaan komt.
Hoe
start je een voedselcoöperatie (Voko)? Daarvoor zijn zo'n vijftig
mensen nodig. Het opstarten kost veel tijd en wat geld. Daarna
minder. En voor het instandhouden zou iedereen wat tijd moeten
investeren (en als dat niet kan, dan zijn er tenminste een paar
enthousiastelingen nodig die het lopende werk op zich nemen).